Voor schapen, als kleine herkauwers, is de ruwvoeders voorziening de basisvoorwaarde om de ontwikkeling en de productiecapaciteit van de schapenkudde te waarborgen.
De productiecapaciteit van schapen hangt af van verschillende factoren. Deze zijn onder andere: goede huisvesting, goede farm- managementpraktijken en bovenal goede ruwvoeders voorziening. Ter verbetering van deze ruwvoeders voorziening heeft Santosh Mohan, student van de Polytechnic College Suriname, een onderzoek gedaan.
Dit onderzoek dient ter verbetering van de bestaande graslanden op de Staatsboerderij ten behoeve van de ruwvoeders voorziening voor de schapenteelt.
De bovenstaande is het aandachtspunt geweest om de probleemstelling uit te zetten in de volgende onderzoeksvraag: “ Hoe kan de ruwvoeders voorziening voor de schapenteelt op de Staatsboerderij op een effectieve en verantwoorde wijze verbeterd worden?”
Onderzoek
Ter verkrijging van betrouwbare resultaten is inventarisatie uitgevoerd voor de vaststelling van de actuele staat van de weilanden . Hierbij zijn er diverse onkruiden en grassoorten geïdentificeerd. Ook is er vastgesteld dat onkruiden de dominante planten zijn in de weilanden. Tijdens dit onderzoek is er ook literatuurstudie uitgevoerd om de verschillende onkruid- en grassoorten te identificeren en te analyseren en zodanig te rangschikken naar hun potentie ter verhoging of verbetering van de ruwvoeders voorziening. Ook zijn er tussen de onkruidsoorten een aantal nuttige onkruiden geïdentificeerd, die mogelijk een medische bijdrage zouden kunnen leveren ter verbetering van de ruwvoeders voorziening.
Daarna is het onderzoek uitgevoerd door middel van het bemonsteren van de hergroei van de twee grassoorten namelijk Loekoentoe, Ischaemum timorense en Tibitigras, Brachiaria humidicola. Hiertoe is een vierkante raster van hout, met een oppervlakte van 1 m², gebruikt
voor de bemonstering. Het vierkante raster heeft als hulpmiddel gediend voor het uitvoeren van bemonsteringen op verschillende plekken in de weilanden. De hergroeipotentie, uitgedrukt in volume en/of gewicht, van de twee grassoorten Loekoentoe, Isch. timorense en Tibitigras, Br.humidicola zijn middels weging met elkaar vergeleken.
Het drogestofgehalte is door middel van de heteluchtmethode bepaald, waarbij een grasmonster in een droogoven bij een temperatuur tussen 70 tot 80 °C werd blootgesteld totdat alle vocht in het gras is verdampt.
Resultaat
Door middel van inventarisatie is de huidige staat van de weilanden vastgesteld op de Staatsboerderij.
Uit de verkregen resultaten van het onderzoek is gebleken dat de twee grassoorten Loekoentoe, Isch.timorense en Tibitigras, Br.humidicola over de potentie beschikken om te produceren voor een optimale ruwvoeders voorziening. Daarnaast zijn er andere grassoorten aanwezig die de potentie hebben om de ruwvoeders voorziening van de schapenteelt op de staatsboerderij additioneel te verhogen.
Conclusie
Dit onderzoek laat zien dat dat de kwaliteit van het gras in hoge mate afhankelijk is van goede graslandmanagement praktijken. Hierbij zijn er een aantal praktijken die regelmatig moeten plaatsvinden. Deze zijn onder andere: het maaien van de weilanden; bemesting; eggen; afwatering en een goed managementsysteem voor de rehabilitatie en het onderhoud van de Weiland.
Connect ondersteunt en bevordert de creatie en verspreiding wetenschappelijke kennis en onderzoek door samenwerking met bibliotheken, uitgevers, onderzoekers, onderwijsinstellingen en wetenschappers.
Wens jij ons werk te ondersteunen?
Inzendingen voor publicatie: info@connect.sr
Adverteren: Click hier