Inclusief onderwijs voor leerlingen met een visuele beperking in Suriname op voj-niveau
door Fantiana Abiaka
Op zes jarige leeftijd kreeg ik een ontsteking aan mijn rechteroog, waardoor ik niet meer kan zien met dat oog. Als jong kind begreep ik niet dat ik er anders uitzag of een beperking had. De omgeving waarin ik opgroeide behandelde mij ‘normaal’. In plaats het speciaal onderwijs te volgen heb ik het regulier onderwijs gevolgd. Mijn ouders hebben mij dezelfde opvoeding gegeven als mijn broers. Naarmate ik ouder werd heb ik mezelf altijd afgevraagd als men mij zou accepteren zoals ik ben. Het glo, voj en vos-niveau heb ik succesvol kunnen afronden, omdat ik mij geaccepteerd voelde in de omgeving waarin ik groot ben gebracht en de omgeving waar ik onderwijs heb genoten. Op de lagere school kende iedereen mij. Iedereen wist dat Fantiana ziek was aan haar rechteroog, want dat is wat ik meekreeg van mijn moeder als ik gevraagd werd wat er met mijn oog was gebeurd. ‘Zeg ze dat je ziek ben aan je oog’.
Ik werd niet geplaagd en deed altijd mijn best. Ik kan mij nog steeds herinneren dat leerkrachten mij nooit hebben uitgesloten. Zo stoorde ik mij niet aan het feit dat ik niet kon zien met mijn rechteroog. Ik kon met iedereen opschieten en raakte bijna met iedereen bevriend. Ik mocht overal in de klas zitten, dus een speciale plek werd mij niet aangewezen. Ik ben maar één keer blijven zitten en dat was in de zesde klas. Ik had heel mooi gewerkt, maar op de toetst werd ik in de steek gelaten door mijn vrienden, met wie ik afspraken had gemaakt dat wij samen zouden werken. Op de dag van uitslag waren ze allemaal geslaagd en ik was de enige die gezakt was. Ik was de laatste persoon in de klas, en werd letterlijk geëscorteerd uit de klas. Er waren geen emmers genoeg om mijn tranen op te vullen. In het volgend jaar heb ik alleen mijn toetst gemaakt; ik rekende op niemand en deed mijn ding. Zo slaagde ik voor het mulo.
Op de dag van mijn inschrijven op de muloschool was ik bang dat de school mij misschien niet zou toelaten om mijn visuele beperking. Het proces verliep zo snel die dag dat ik helemaal was vergeten dat ik zo een idee in mij had. Ik dacht dat die omgeving mij niet zou toelaten. Op school vroeg niemand mij wat er met mijn oog was, zelf de leerkrachten niet. Ik scheen altijd als een van de beste leerling van de klas te zijn en voelde mij geaccepteerd in die schoolomgeving. Echter, naarmate de jaren verstreken, ben ik gaan beseffen dat ik er ‘anders’ uitzag. Ik begon mij af te vragen waar ik zou gaan werken, als ik het mulo had afgerond met mijn beperking en wie mij in dienst zou willen nemen. Zo slaagde ik in 2012 ook als een van de beste leerlingen van de school. Ik ging vervolgens op het Havo en deed wat ik moest doen. Binnen de twee jaren heb ik mijn studie afgerond. Ik deed het schakeljaar en in 2016 schreef ik me in op de Anton de Kom universiteit van Suriname. Op 3 september 2020 behaalde ik mijn Bachelor graad op de universiteit in de studierichting Agogische Wetenschappen en Onderwijskunde. Het thema van mijn onderzoek was Inclusief onderwijs waar ik een onderzoek heb gedaan naar ‘Inclusief onderwijs voor leerlingen met een visuele beperking in Suriname op voj-niveau’.
Inclusief onderwijs
Inclusief onderwijs zoals door de UNESCO (2005) wordt omschreven, wordt als een dynamische benadering gezien hoe te reageren op de diversiteit van leerlingen en individuele verschillen niet te zien als problemen maar als kansen om het leren te verrijken of te bevorderen. Dus m.a.w. hoe te reageren op leerlingen die een beperking hebben en leerlingen die moeilijkheden ondervinden bij het leren. De wet inclusief onderwijs is nog niet aangenomen in het Surinaamse onderwijs. Maar wat ‘sommige’ scholen en organisaties doen om leerlingen met een beperking toch te accommoderen is wat “inclusief” eigenlijk betekent. Inclusief onderwijs staat open voor diversiteit, het zorgt ervoor dat het leren mogelijk gemaakt wordt voor iedereen. Het maakt niet uit als het kind een beperking heeft of niet (Booth &Ainscow 2009).
Wil men inclusief onderwijs realiseren is het goed om na te gaan hoe het kind in elkaar zit. Scholen en organisaties moeten benaderd worden om na te gaan hoe het verwezenlijk kan worden. Maar ook moet er landelijk onderzoek gedaan worden met beleidsadviseurs, onderwijskundigen, scholen en organisaties e.a. stakeholders. Er moet in dialoog worden getreden met organisaties, ouders en hun kinderen. De samenleving moet geïnformeerd zijn over het effect dat inclusief onderwijs op hun kinderen zal hebben.
Drie dimensies voor het ontwikkelen van inclusief onderwijs
Voor het ontwikkelen van inclusief onderwijs zijn er volgens Booth en Ainscow (2009) drie dimensies noodzakelijk waarmee scholen rekening moeten houden. Deze dimensies zijn: het creëren van een inclusieve cultuur, het maken van inclusief beleid en het ontwikkelen van een inclusieve praktijk. Het creëren van inclusieve cultuur zorgt voor een veilige, accepterende, samenwerkende, betrokken en stimulerende gemeenschap, waarin iedereen gewaardeerd wordt. Deze dimensie vormt een leidraad voor beslissingen over beleid en de dagelijkse praktijk op school en in de klas. Het maken van beleid gezien de vele ontwikkelingen die op de school afkomen is onvermijdelijk (Beemster, 1997). Deze dimensie zorgt ervoor dat inclusie doordringt in alle schoolplannen. En moedigt de deelname aan van leerlingen vanaf het moment zij de school binnen komen. Bij het ontwikkelen van een inclusieve praktijk wordt een beeld gevormd van inclusieve cultuur en het inclusieve beleid. Bij deze dimensie worden de lessen afgestemd op de diversiteit van de leerlingen. Leerlingen worden gestimuleerd actief betrokken te zijn bij alle aspecten van hun onderwijs, dat gebaseerd is op hun kennis en ervaringen buiten de school.
Mijn onderzoek
Voor mijn onderzoek zijn er 24 leerlingen en hun ouders geïdentificeerd met een visuele beperking op voj-niveau, waarvan 7 van de leerlingen blind zijn en 17 slechtziend zijn. De jongste leerling is 15 jaar en de oudste leerling is 38 jaar. De probleemstelling van dit onderzoek luidt als volgt: ‘Op welke wijze kan inclusief onderwijs in Suriname op voj-niveau bewerkstelligd worden ten behoeve van leerlingen met een visuele beperking?’
Dit onderzoek is beschrijvend van aard en de verzamelde data is middels literatuurstudie en interviews verkregen. De populatie is gering, omdat er geen duidelijk demografisch overzicht is van de doelgroep op het MinOWC. De interviews werden afgenomen door middel van een bestaande vragenlijst en aangepast aan de Surinaamse context. Vervolgens werden de drie eerdergenoemde dimensies onderzocht onder de leerlingen en hun ouders. Ouders zijn degenen die hun kinderen het best kennen en binnen een schoolcontext meezoeken naar antwoorden op de vragen die ze stellen. Op deze manier moet er gedeelde verantwoording tussen de school en ouders nagestreefd worden (De Schauwer, Van de Kinderen & Van de Putte, 2011). De ouders van de leerlingen zijn betrokken bij dit onderzoek om een beeld te krijgen over de ervaringen die ze hebben met hun kinderen die ondanks hun beperkingen toch deelnemen aan het regulier onderwijs.
Resultaten
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat inclusief onderwijs in Suriname reeds heeft plaatsgevonden op het voj-niveau voor leerlingen met een visuele beperking. Terwijl 15 van de onderzochte doelgroep uit het speciaal onderwijs komen, zitten 11 van deze doelgroep op het mulo. Inclusief onderwijs kan in onze samenleving bewerkstelligd worden, als er meer aandacht geschonken wordt aan leerlingen met een visuele beperking die kunnen meedoen aan het onderwijs. Scholen moeten voorbeelden nemen van de methodes die reeds zijn gebruikt of toegepast. Op zo een manier kan de school kansen bij het leren vergroten bij alle leerlingen, zonder hen uit te sluiten voor vervolgstudies. Het onderwijs zal ouders erbij moeten betrekken om met elkaar te brainstormen, als het gaat om de besluiten die ze zullen nemen om hun kinderen van inclusief onderwijs te voorzien.
Conclusies en discussie
De leerlingen met een visuele beperking identificeerden positieve effecten van ondersteuning die zij op school kregen. De positieve effecten hebben invloed gehad op de deelname van de doelgroep in de klas en de sociale interacties van deze doelgroep met haar medeleerlingen en de leerkracht. De school moet instaat zijn samenwerkingsverbanden te sluiten met organisaties die kinderen met speciale behoeftes monitoren. Het is een feit dat de NSBS haar doelgroep op het voj-niveau heeft kunnen accommoderen middels inclusie. Deze stichting heeft laten zien dat haar pupillen ver kunnen komen, ongeacht hun beperkingen. Dit onderzoek geeft slechts een beeld van hoe de praktijk zich middels inclusief onderwijs kan aanpassen op het niveau van de leerlingen met een visuele beperking. Echter, als het gaat om het bewerkstelligen van inclusief onderwijs is deze methode van onderzoek niet sterk genoeg, omdat het onderzoek niet ingeheel Suriname is verricht. De districten Paramaribo en Wanica zijn slechts twee van de tien districten waar dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit maakt dat de uitspraken niet gegeneraliseerd kunnen worden. De dataverzameling van dit onderzoek was niet naar tevredenheid verkregen, dit vanwege het feit dat het Surinaams onderwijs geen specifiek demografisch overzicht heeft van de leerlingen met een visuele beperking, terwijl het gros al op het voj-niveau zit.
Aanbevelingen
Aan het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur wordt er aanbevolen om een demografisch overzicht op al haar departementen te specificeren, zodat de onderzoeker (s) een duidelijk beeld heeft (hebben) van: welke niveaus, welke scholen en in welke districten deze doelgroep en andere groepen met een beperking het meest voorkomen. Ten aanzien van leraren wordt aanbevolen om te werken aan de opleiding van de leraren. Leraren moeten in staat zijn te kunnen werken met leerlingen die speciale onderwijsbehoeftes hebben. Voor het bewerkstelligen van inclusie op school dient het ministerie programma’s te ontwikkelen om pesten tegen te gaan, door bijvoorbeeld voorlichting te geven aan de scholen over de benadering van inclusie.
Foto Fantiana Abiaka
Fabiana studeerde op 3 setember 2020 af aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname, faculteit der Agogische Wetenschappen en Onderwijskunde
Geraadpleegde literatuur
Beemster, J. (1997). Met beleid. Planning als managementinstrument. Alphen aan den Rijn: Samson H.D. Tjeen Willink bv.
Booth, T. & Ainscow, M. (2009). Index voor inclusie. Werken aan leren en participeren op school. Garant.
De Schauwer, E. Van de Kinderen, C. & Van de Putte, I. (2011). Voorbij de vraagtekens?! Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
UNESCO. (2005). Guidelines for Inclusion: Ensuring Acces to Education For all.